Over infiltraties, operaties en kleine avonturiers – week van donderdag 1 juni tem maandag 5 juni

DONDERDAG 1 JUNI – Pellenberg

Ik vertelde het al in mijn vorige blogposts. Ik heb nu toch al een tijdje heel veel last van pijn die vertrekt in mijn nek en uitstraalt naar mijn rug en naar mijn bovenarm. Het is niet zomaar een beetje pijn. Het is echt heel hevige pijn. Vooral ’s nachts is het erg. Ik heb de voorbije weken ’s nachts in allerlei houdingen gelegen in een zoektocht om toch een houding te vinden waarin de pijn een beetje draaglijk was. Ik kwam er uiteindelijk op uit dat op mijn rug een heel klein beetje naar links gekanteld uiteindelijk de beste houding was. Maar probeer maar eens te slapen als je in één houding moet blijven liggen. Ik ben dan ook nog eens geen rugslaper. Ik heb tegenwoordig dus ook niet alleen last van pijn, maar ook van slaaptekort.

Ik heb vandaag een afspraak bij de dienst Fysische Geneeskunde en dat is in Campus Pellenberg van UZ Leuven. Ik heb de naam “Pellenberg” al wel eens horen vallen als mensen het hebben over een revalidatie. Ik reed er ook voorbij als ik vroeger vrijwilligerswerk deed in Lubbeek. Maar ik ben er nog nooit geweest. En als je er voorbij rijdt, zie je er ook niets van. Je ziet alleen een lange laan en veel bomen. Ergens achter die bomen moet het dan zijn. Daarom heeft het ook wel iets mythisch. Pellenberg… daar achter de bomen.

Ik ben dus eigenlijk wel een beetje benieuwd wat ik dan ga aantreffen achter al die bomen. Ik rij de laan tussen de bomen in, en ik verwacht dat ik na een paar meter er al ga zijn. Maar zo is het niet. Het is op die laan zeker nog een kilometer rijden. En dat tussen al die bomen. Het geeft een heel bevreemdende ervaring. Ik kan nu nog altijd het gebouw niet zien door al die bomen. Maar nu kan ik ook de bewoonde wereld achter mij niet zien, door al die bomen achter mij. Ik vraag mij even zelfs af of Pellenberg misschien een plek is die gewoon niet bestaat. En dat ik straks aan de andere kant gewoon niets ga aantreffen. Haha, nog eentje die dacht dat Pellenberg echt was!

Maar het is wel echt. Ik kom aan op een grote parking. Er is meer dan genoeg plaats. En nu? Ik zie enkele gebouwen, maar nergens staat aangeduid waar ik nu eigenlijk moet zijn. Ik loop eerst een stukje naar links, maar daar lijkt niet echt een hoofdingang te zijn. Ik loop naar rechts en ik ga even door het raam kijken. Daar zie ik iets wat lijkt op een verlaten klaslokaal. Hier zal het ook wel niet zijn. Terug naar links dan? Maar daar is het ook niet. Waar moet ik nu naartoe?

Wat doe je als je niet weet waar je naartoe moet? Je hoopt dat er enkele mensen vastberaden in een bepaalde richting gaan lopen en je volgt die. Ik krijg een koppel in het oog, dat toch naar rechts loopt en langs die kant hun weg verder zet. Ik ga heel subtiel achter hen aan. Nergens staat iets aangeduid. Dus ik hoop maar dat zij echt dezelfde richting uit moeten als ik. Anders moet ik straks nog helemaal terug en weer opnieuw beginnen.

Na nog een hele tijd stappen zie ik hen richting een deur wandelen. En echt letterlijk vlak naast die deur staat een pijl Hoofdingang. Ja, op dit punt had ik dat nu ook wel kunnen raden.

Ik ga de inkomhal binnen. Het is alsof ik terug in de tijd ben gereisd. Dit gebouw is hier duidelijk niet heel recent gezet. Het is een ziekenhuis in de stijl van de jaren 70. De tijd is hier blijven stilstaan. Maar de eerste stap is wel dezelfde als in alle ziekenhuizen. Ik schrijf me in aan de inschrijvingsautomaat. Ik krijg een ticketje dat ik veel te snel lees. “Neem plaats in de wachtzaal” zie ik staan. Ik weet genoeg. Ik zie wat stoeltjes verderop en ik ga zitten.

Vlakbij zijn er twee loketten waar twee vrouwen naarstig zitten te werken. Ze hebben mij echt wel zien plaats nemen. Dus ik verwacht dat ik op elk moment bij hen kan geroepen worden. Maar er gebeurt niets. De vrouwen blijven gewoon verder werken, alsof ze eigenlijk niet eens weten dat ik besta.

Hier klopt iets niet. Ik kijk nog eens op het ticketje. En ik zie dat ik toch wat informatie heb overgeslagen. “Volg de gele pijl en neem plaats in de wachtzaal.” Ik moet dus een gele pijl volgen. Ik kijk op de grond en daar zie ik een rode streep. Dat is de enige kleur. Nergens is een gele streep of pijl te zien. Ik kijk aan de muren. Ik zie wel gele bordjes, maar die hangen aan alle kanten. Waar moet ik die gele pijl vinden?

Dan maar aan die vrouwen aan het loket vragen. “Ik moet de gele pijl volgen. Waar moet ik dan naartoe?” De vrouw wijst naar een glazen deur. “Het is die deur door. Daar is de wachtzaal.” Ik ga de deur door. Ik zoek nog even naar een gele pijl. Maar volgens mij bestaat die gewoon niet. Heel dit ziekenhuis is gewoon één grote test. Of er staat ergens een verborgen camera.

Ik neem plaats in de wachtzaal. En de test gaat gewoon door. “Wanneer uw volgnummer op het scherm verschijnt, begeef u dan naar de aangeduide cabine.” Euh… Hoe moet ik nu weten waar die cabines zijn? Dat staat ook weer nergens aangeduid.

Het is nog niet aan mij. En dus kies ik weer voor de oplossing van daarnet. Er verschijnt een volgnummer en een wat oudere man staat rechts. Hij begeeft zich in een gang die begint in het midden van de wachtruimte. Dat zal dan wel de weg naar de cabines zijn. Iets later is het aan mij. Ik begeef mij nu ook in de gang. Even verwacht dat ik ineens weer buiten ga staan. Einde test. Maar gelukkig staan de cabines hier wel gewoon heel goed aangeduid en vind ik al snel de juiste.

Ik kom terecht bij een jonge vrouwelijke arts die ik eigenlijk niet beter kan omschrijven dan een typische fysiotherapeute. Ze is heel kordaat en direct. En het moet vooruitgaan. Maar voor de rest is ze wel vriendelijk. Ze stelt enkele vragen en doet enkele testjes.

Ik had al gemerkt dat ik nu in mijn linkerarm ook wel heel wat last heb van krachtverlies. Ik kan niet zomaar meer op mijn linkerarm steunen, ik heb meer moeite om dingen te dragen, en als ik mijn arm omhoog doe, heb ik zelfs wat moeite om die houding aan te houden. Het is een heel raar gevoel. Het is alsof je niet meer op je arm kan vertrouwen. In de testjes die ik hier moet doen, valt ook weer dat krachtverlies op. Ik krijg ook nog vragen over de pijn. Ik merk dat ik nog altijd best wel veel pijn heb. Maar de pijn is een tijd echt soms ondraaglijk geweest. Nu doet het nog steeds veel pijn bij momenten, maar toch al iets minder als daarvoor. En de pijn lijkt op sommige momenten ook bijna verdwenen te zijn.

Ik merk dat de jongedame toch wat bezorgd kijkt als het over het krachtverlies gaat. Ze zegt dat ze het even gaat bespreken met haar supervisor en dat ze dan terugkomt om mij te vertellen wat er nodig is.

Ik blijf een tijdje alleen in de cabine zitten. En dan is ze terug. Ze vertelt dat ze eerst een MRI scan moet inplannen, om toch nog meer duidelijkheid en details over het probleem te zien. En dat het dan daarna wellicht met een infiltratie kan opgelost worden. Maar het zou ook kunnen dat het een operatie wordt. Ik merk dat ik schrik als ik “operatie” hoor. Dat had ik echt niet zien aankomen. Is dat nu echt wel nodig? Maar ze is een arts. Zij zal het toch wel weten?

En dan vertelt ze me dat ik eigenlijk beter al naar spoed was geweest. Want een geknelde zenuw kan blijkbaar beschadigd geraken. Dus ik had er eigenlijk eerder moeten bij zijn. Nu is het geen optimale situatie.

Maar waarom heeft niemand mij dat dan gezegd? Ik heb twee keer mijn huisarts bezocht, één keer bij mijn vaste huisarts, en één keer bij zijn dochter die ook in de praktijk werkt. Zij had gezegd: “Als je meer pijn krijgt, dan moet je naar spoed.” Maar ik heb niet méér pijn, ik heb juist minder pijn. Hoe had ik dit dan kunnen weten? “In ieder geval, als het krachtverlies erger wordt, dan ga je best naar spoed.”

Ze wil alvast ook een afspraak voor een infiltratie inplannen. Die kan dan geannuleerd worden als blijkt dat het toch niet nodig is. Ze stuurt me naar het LAC (Leuvens algologisch centrum of pijncentrum). “Je gaat terug naar de inkomhal. En dan ga je deze keer niet naar links als je binnenkomt, maar wel naar rechts. En daar staat het met een pijl aangeduid. En als er daar niemand zit, dan mag je gewoon vertrekken. Dan plannen wij wel de afspraak in.”

Ik vind het een beetje raar. Waarom plant ze dan niet gewoon direct zelf die afspraak in? En is de test van daarnet al voorbij? Zal ik wel een pijl vinden?

Ik vind het LAC gelukkig heel snel. Maar er zit inderdaad niemand. En dus wandel ik weer naar buiten. Het is een eindje wandelen naar de auto. En dan is het weer een eindje rijden door de bomen. En ik krijg mijn gedachten niet gestopt. Operatie… Infiltratie… Waar ben ik nu weer in beland?

VRIJDAG 2 JUNI – Kleine avonturier

Gelukkig heb ik vandaag iets leuks gepland. Ik heb vandaag een uitstapje naar Planckendael met Sandra en haar zoontje. Een uitstapje met een goeie vriendin is altijd leuk.

Haar zoontje ken ik ook goed. Maar het is al een tijdje geleden dat ik Sandra en hem nog eens heb gezien. En bij een peuter maakt enkele maanden een wereld van verschil. Jesse is een kleine avonturier geworden. Hij stapt niet alleen, hij stapt ook nog eens heel snel. En hij wil overal naartoe. En alles gaan ontdekken. Hij is op ontdekkingstocht in de wijde wereld.

Het uitstapje is heel gezellig en heel leuk. Ik heb Sandra graag als vriendin en ook vandaag hebben we weer onze leuke momenten samen. En ik heb als “nonkel” Matthias ook mijn leuke momentjes met haar zoontje. Dus ik geniet met volle teugen. Ik ben mijn hernia eigenlijk al half vergeten.

Sommige dieren lijken vandaag een snipperdag genomen te hebben. Die zie je niet. Misschien liggen ze wel verscholen achter een boom en zijn ze stiekem aan het lachen met al die mensen die naar hen op zoek zijn. Maar gelukkig zijn er ook dieren die zich wel laten zien. We maken ook het eetmoment van de pinguïns mee. En we spotten ook nog een blauw-zwarte vlinder. Is dat een teken dat Club Brugge kampioen wordt? Dan zal het toch pas voor volgend seizoen zijn.

’s Avonds terug thuis merk het krachtverlies en de pijn weer meer op. Misschien is dat omdat ik er doorheen de dag niet zo aan gedacht heb? Of is het aan het verergeren? Of heb ik me een beetje overdaan? “In ieder geval, als het krachtverlies erger wordt, dan ga je best naar spoed.” En dan is er ook nog eens dat hele verhaal van dat een geknelde zenuw beschadigd kan geraken. Ik ben er niet meer gerust in. Samen met Sofie ga ik toch maar naar spoed. Ik wil geen risico’s nemen. En ik wil graag duidelijkheid.

Na een korte check kom ik in de wachtzaal terecht. Ik weet dat je bij spoed soms lang moet wachten. Ik bereid mij voor op enkele saaie uren. Jammer genoeg kan mijn smartphone weinig voor mij betekenen. De batterij is zo goed als leeg. Ik moet iets anders doen om de tijd wat te doden.

Ik kijk rond. Rechts van ons zitten twee jonge buitenlandse kerels. De ene is druk bezig op zijn smartphone. De ander is aan het videobellen. Ik begrijp de taal niet die zij spreken. Ik vraag mij af wat er bij een van hen aan de hand is. Tot er een andere kerel uit een van de deuren komt en zich bij hen zit. Met hém is er dus iets aan de hand. En hij heeft twee andere dan nodig om hem te steunen blijkbaar. Nochtans staat er overal te lezen dat er maar één begeleider mee mag. Hij komt heel relaxed over. Maar als hij twee vrienden aan zijn zijde nodig heeft, zal hij toch wel een angsthaas zijn.

Een andere jonge kerel, die er ook wat buitenlands uitziet, komt binnen samen met een verpleegster. Zij legt hem uit hoe de drankfontein werkt. Hij zal het komende uur nog drie keer komen aanwandelen om telkens weer een beker water te halen. Misschien is het ook iets dat hij doet om zijn zenuwen in bedwang te houden.

Een koppel dat ik qua leeftijd eind de 40 schat, komt de wachtzaal binnen. Ze krijgen uitleg in het Engels. Ik hoor niet alles wat ze tegen elkaar vertellen. Maar ineens hoor ik de vrouw tegen de man zeggen dat hij naar de tandarts in Italië moet bellen. Ik stel mij allerlei vragen. Zijn het Italianen? Maar waarom praten ze dan Engels? Maar als ze geen Italianen zijn, gaan ze dan gewoon even snel op en af naar een tandarts in Italië? Ja, zo hou ik mij dus bezig in een wachtzaal.

Na lang wachten is het aan mij. Ik kom terecht bij een jonge arts. Hij vertelt mij dat hij het verslag van gisteren gelezen heeft. Maar toch stelt hij mij opnieuw dezelfde vragen en wil hij ook opnieuw dezelfde testjes doen. Zo moet ik bijvoorbeeld mijn handen uitsteken en mijn vingers spreiden terwijl hij die dicht probeert te duwen. Ik moet mijn armen geplooid voor mij uit houden en ik moet hem van mij weg proberen te houden. “En mij niet laten winnen hé!” zegt hij er nog bij. Ik wil hem niet laten winnen. Maar het is duidelijk dat mijn linkerarm niet echt veel weerstand kan bieden.

De arts vertelt mij dat hij nog een CT-scan gaat laten doen. Een MRI scan kan niet snel nog ingepland worden, dus blijft het daarvoor wachten tot volgende week vrijdag. Ik mag weer gaan plaatsnemen in de wachtzaal.

Iets later mag ik weer meekomen. Sofie moet blijven zitten. “Het gaat maar vijf minuutjes duren”, zegt de arts die me meeneemt. Ik loop met hem tot het einde van de gang en daar moet ik naar binnen gaan. Ik doe mijn bril af en ik ga onder de CT-scan liggen. Ik ken dit al, ik heb het vaak genoeg doen. “Het duurt niet lang, tien minuutjes,” zegt de arts van daarnet. Terwijl ik mij afvraag hoe vijf minuten ineens tien minuten geworden is, doet de CT-scan zijn werk. Na nog geen twee minuten is het al gedaan. Tijd is hier blijkbaar een heel vaag begrip. Het steekt op geen vijf minuten. Ik zet mijn bril weer op en de arts gaat met mij mee naar de gang.. “Je mag plaatsnemen in de wachtzaal. Zie je het daar staan? Wachtzaal C.” Ik vraag mij af of de arts misschien op de CT-scan een vorm van amnesie heeft ontdekt bij mij? Of heeft hij er zelf last van? Want dat is gewoon dezelfde wachtzaal als ik waar ik daarnet zat en waar Sofie op mij wacht. En heeft hij niet gezien dat ik mijn bril wel degelijk al weer op heb?

Nog wachten. We zijn hier toegekomen om 20u en het is ondertussen al zo’n drie uur later. En dan mag ik weer een ander kabinet binnen. Een jonge vrouwelijke arts overloopt met mij nog eens alles. Op de CT-scan kunnen ze niet genoeg zien om al uitsluitsel te geven (waarom moest er dan zo nodig een CT-scan gebeuren?). Maar het is waarschijnlijk een hernia. Het is de eerste keer dat dat woord valt. En ook al weet ik dat dat gewoon hetzelfde betekent als een geknelde zenuw, toch huiver ik even. Ik ben 43 en ik voel mij ineens veel ouder. Want een hernia, dat zie je toch alleen maar bij oude mensen? Maar ja, ik ben natuurlijk ook geen 18 jaar meer…

Zij wil ook weer dezelfde tests doen. Het is sinds gisteren al de derde keer dat ik dit allemaal onderga. “En mij niet laten winnen hé!” Zelfs de mopjes nemen ze hier blijkbaar van elkaar over…

Opnieuw vallen de woorden “infiltratie” en “operatie”. Maar ze gaat het eerst ook eens overleggen met haar supervisor. Ik vind het allemaal stilaan heel intrigerend. Wie is die supervisor? Ik stel het mij voor als een persoon die ergens aan een tafel zit niks te doen. En om de haverklap komen dan die dokters bij hem vragen stellen. En dan zegt hij wat ze moeten doen. Zou het zoiets zijn?

We nemen opnieuw plaats in de wachtzaal. En ineens lijkt alle info een beetje samen te komen. Alles wat ik gehoord heb van dokters en artsen in praktijken en ziekenhuizen. Maar ook alles wat ik van reacties op Facebook heb gekregen. Ik ga nog eens op zoek met Google. “Verreweg de meeste hernia’s gaan vanzelf over (70% na drie maanden).” “In 70 tot 80% van de gevallen verdwijnen de klachten van een hernia door gedoseerde rust en oefeningen.” Ik wil het aan Sofie laten zien. Maar net op dat moment worden we opnieuw binnengeroepen in het kabinet.

En ineens – alsof ze weten dat ik eventjes heb zitten opzoeken – is de toon helemaal veranderd. Eerst wordt mij heel duidelijk uitgelegd dat mijn krachtverlies nog niet alarmerend is. Het is pas als ik mijn arm bijna niet meer zou kunnen bewegen, dat er snel moet ingegrepen worden. Ik krijg kine voorgeschreven, omdat dat al zeker zou kunnen helpen. “Een operatie is echt wel het laatste redmiddel, zo ver zijn we dus nog lang niet!”

Ik kan weer opgelucht ademhalen. Maar toch opvallend hoe artsen elkaar eigenlijk soms echt tegenspreken. Er is eigenlijk maar één ding waar ze het allemaal over eens zijn: “En mij niet laten winnen hé!”

MAANDAG 5 JUNI – Krak

Vandaag gaat mijn zoektocht verder. Ik heb vandaag een afspraak bij de ostepaat. Ik weet eigenlijk niet helemaal wat ik moet verwachten. Want ik ben nog nooit bij een osteopaat geweest.

De osteopaat legt mij eerst duidelijk uit wat een hernia is. Daarna stelt hij nog wat vragen. Hij komt tot het besluit dat het dus heel waarschijnlijk een hernia is. Maar helemaal zeker is hij het nog niet, omdat ik sommige symptomen niet heb die ik wel zou moeten hebben. Maar misschien doe ik mij gewoon beter voor dan ik eigenlijk ben?

“Ben je hypermobiel?” vraagt de osteopaat. Ik denk het niet. Ik heb er zelfs nog nooit van gehoord. Hij neemt mijn hand en vraagt mij om mijn vingers te strekken. Hij neemt mijn vingers vast en duwt die naar achter. Ik heb zelf geen idee dat er iets speciaals te zien is. “Je bent wel degelijk hypermobiel”, zegt hij. Ik kan mijn vingers veel verder naar achter strekken dan andere mensen. Dat wist ik dus niet. Alles in mijn lichaam is dus ook flexibeler. En dat houdt dan ook weer meer risico in op toestanden zoals hernia. Weer iets bijgeleerd.

De osteopaat zegt dat hij vandaag niet aan de plek wil komen waar het probleem waarschijnlijk zit. Maar hij wil wel de zone errond al vrij maken en dat kan al verlichting geven. Ik moet op mijn rug gaan liggen. Ik snap eerst niet helemaal waarom dat moet. Maar veel tijd om na te denken heb ik niet. Hij kantelt mijn lichaam en gaat dan op mij steunen en duwen. Krak. Oh ja, een osteopaat noemen ze soms ook wel eens een kraker. Nu weet ik het weer! Hij krakt nog een paar keer en dan is het in orde.

Ik krijg nog wat meer antwoorden. Hij denkt dus ook in de richting van een hernia. Maar hij is het niet zeker. “Een operatie zal bijna zeker niet nodig zin. Wellicht hebben ze daarover gesproken voor de volledigheid.” Dat gevoel had ik eigenlijk niet. Maar goed, het is een opluchting weer om dit te horen.

Ik moet wel iets aan mijn stabiliteit en houding doen. Hij raadt mij ook aan om met kine te starten. En hij raadt mij ook aan om te starten met groepslessen core stability en/of pilates. Oh jee, ik moet weer gaan sporten!

Ik heb een echte theaterweek deze week! Donderdag ga ik naar de show van Alex Agnew, en zaterdag naar Assisen V. Ik zal weer genoeg hebben om over te vertellen.

Tot volgende week!

Plaats een reactie

Deze site gebruikt Akismet om spam te bestrijden. Ontdek hoe de data van je reactie verwerkt wordt.